Frans : Nederlands l'argent = het geld l'argent de poche = het zakgeld un bébé = een baby une dame = een dame un exemple = een voorbeeld une idée = een idee la vaisselle = de afwas un week-end = een weekend vieux, vieille = oud quelque chose = iets quelqu'un = iemand acheter = kopen appeler = bellen gagner = verdienen, winnen garder = passen op laver = wassen marcher = functioneren, werken payer = betalen répondre = antwoorden tomber = vallen trouver = vinden assez = genoeg parce que = omdat souvent = vaak ne ... jamais = nooit ne ... personne = niemand ne ... rien = niets