Frans : Nederlands une année = een jaar une boule = een bol une boule de Noël = een kerstbal une bûche de Noël = een kerststronk un chèque-cadeau = een geschenkbon une fête = een feest une fête de fin d'année = een eindejaarsfeest une guirlande = een slinger le jour de l'An = nieuwjaarsdag Noël = Kerstmis un paquet = een pakje un repas = een maaltijd le réveillon (de Noël) = kerstavond le réveillon du jour de l'An = oudejaarsavond la Saint-Nicolas = sinterklaasfeest un sapin de Noël = een kerstboom une surprise = een verrassing agréable = aangenaam quelques = enige décorer = versieren mettre = leggen, plaatsen ouvrir = openen