Frans : Nederlands une balade = een tocht, wandeling, rit un bateau = een boot une chose = een ding une côte = een kust l'Europe = Europa un guide = een gids la Flandre = Vlaanderen un marché = een markt un océan = een oceaan un pique-nique = een picknick un spectacle = een spektakel un voyage scolaire = een schoolreis dernier, dernière = laatst(e) magnifique = prachtig plein(e) = vol s'embrasser = elkaar omhelzen, een knuffel geven expliquer = uitleggen