Duits : Nederlands der Kalender = de kalender der Tag = de dag täglich = dagelijks heute = vandaag morgen = morgen gestern = gisteren übermorgen = overmorgen vorgestern = eergisteren der nächste Tag = de volgende dag seit zwei Tagen = sinds twee dagen innerhalb von drei Tagen = binnen drie dagen in vier Tagen = over vier dagen die Woche = de week heute in einer Woche = vandaag over een week wöchentlich = wekelijks der Monat = de maand monatlich = maandelijks das Jahr = het jaar jährlich = jaarlijks Er ist vierzehn Jahre alt. = Hij is veertien jaar. im Jahre 2022 / 2022 = in 2022 nächstes Jahr = volgend jaar voriges Jahr = vorig jaar vor einem Jahr = een jaar geleden das Jahrhundert = de eeuw die Feiertage = de feestdagen (zu) Weihnachten = (met) Kerst (zu) Ostern = (met) Pasen (zu) Pfingsten = (met) Pinksteren Silvester = Oudjaar die vier Jahreszeiten = de vier jaargetijden