une assiette un boucher un chicon
un couteau une fois une fourchette
une nappe un pot-au-feu la santé
une semaine un travail un verre
la viande détester mettre
pouvoir vouloir facile
on par y
een stronk witloof een slager een bord
een vork een keer een mes
de gezondheid een stoofpotje een tafelkleed
een glas een werk een week
leggen, plaatsen haten het vlees
gemakkelijk willen kunnen, mogen
er per men, we