perdre rendre descendre
répondre attendre vendre
mordre tendre suspendre
bâtir choisir désobéir
finir expliquer redoubler
détester aimer terminer
raconter traverser déménager
acheter nager demander
commencer parler fermer
uitstappen / naar beneden lopen teruggeven verliezen
verkopen wachten antwoorden
ophangen aangeven bijten
ongehoorzamen kiezen bouwen
blijven zitten uitleggen afmaken
eindigen houden van / leuk vinden een hekel hebben aan
verhuizen oversteken vertellen
vragen zwemmen kopen
sluiten praten beginnen
passer gagner porter
essayer commander aider
envoyer coûter payer
penser télécharger montrer
jeter utiliser adorer
écouter dessiner corriger
jouer chercher oublier
regarder travailler trouver
préférer inviter divorcer
dragen winnen doorbrengen
helpen bestellen passen / proberen
betalen kosten (op)sturen
laten zien downloaden denken
dol zijn op gebruiken weggooien
nakijken / verbeteren tekenen luisteren
vergeten zoeken spelen
vinden werken kijken
scheiden uitnodigen liever hebben
habiter manger rencontrer
entrer rester rentrer
retourner monter présenter
tomber grossir maigrir
nourrir obéir réfléchir
remplir réussir rougir
partir sortir
ontmoeten eten wonen
naar huis gaan blijven naar binnen gaan
voorstellen naar boven gaan teruggaan
afvallen / vermageren aankomen / dik worden vallen
nadenken gehoorzamen voeden
blozen slagen invullen
uitgaan / naar buiten gaan vertrekken