Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Italiaans Nederlands
  • Dove siete stati per Pasqua? = Waar zijn jullie met Pasen geweest?
  • chi = wie
  • la Pasqua = Pasen
  • trascorrere = doorbrengen
  • il lago = het meer
  • eccezionale = buitengewoon
  • assaggiare = proeven
  • amare = houden van
  • amo la pizza = ik houd van pizza
  • il dolce = het gebak, de taart
  • senza = zonder
  • parecchie persone = tamelijk veel mensen
  • l'inquinamento = de vervuiling
  • la gita = het uitstapje, het dagje uit
  • la visita = het bezoek, de bezichtiging
  • la lettera = de brief
  • il Carnevale = het carneval
  • il Natale = Kerstmis
  • il Capodanno = oud en nieuw
  • l'anno scolastico = het schooljaar
  • l'anniversario = de gedenkdag, de verjaardag, het jubileum
  • ultimo / a = laatste