A-klimaat (tropisch klimaat)=Warm en vochtig klimaat. De gemiddelde temperatuur van de koudste maand is niet lager dan 18 °C
aanlandige wind=Wind die van zee naar land waait.
aardas=Denkbeeldige lijn dwars door de aardbol, van de Noordpool naar de Zuidpool.
aflandige wind=Wind die van land naar zee waait.
atmosfeer=Laag gassen om de aarde, ook bekend als de dampkring.
B-klimaat (droog klimaat)=Klimaat met weinig neerslag waardoor er weinig of bijna niets kan groeien.
breedteligging=De afstand tot de evenaar, uitgedrukt in graden noorderbreedte (NB) of zuiderbreedte (ZB).
broeikaseffect=Het vasthouden van de door de aarde uitgestraalde warmte door koolstofdioxide in de atmosfeer.
C-klimaat (gematigd zeeklimaat)=Gematigd zeeklimaat met zachte winters. De gemiddelde temperatuur van de koudste maand ligt tussen -3 °C en 18 °C, de gemiddelde temperatuur van de warmste maand is hoger dan 10 °C.
Celsius=Temperatuurschaal gebaseerd op het vriespunt en kookpunt van water.
condensatie=Proces waarbij gas in een vloeistof verandert. Bijvoorbeeld: waterdamp wordt water.
D-klimaat (landklimaat)=Klimaat met hete zomers en koude winters. De gemiddelde temperatuur van de koudste maand is lager dan -3 °C, de gemiddelde temperatuur van de warmste maand is hoger dan 10 °C.
E-klimaat (poolklimaat)=Zeer koud klimaat. De gemiddelde temperatuur van de warmste maand is nooit hoger dan 10 °C.
Fahrenheit=Temperatuurschaal waarbij het kookpunt van water ligt op 212 °F en het vriespunt van water op 32 °F.
front=Grensvlak tussen warme en koude lucht.
frontale neerslag=Neerslag die ontstaat doordat lucht omhoog geduwd wordt bij een botsing van koude en warme lucht.
hogedrukgebied=In een hogedrukgebied zitten veel luchtdeeltjes op elkaar. Die luchtdeeltjes drukken op de aarde, er is dan sprake van dalende lucht.
invalshoek=De hoek tussen zonnestralen en aardoppervlak.
keerkring=Breedtecirkel op 23,5° ten noorden en ten zuiden van de evenaar, waar de zon nog recht boven je hoofd kan staan.
klimaat=Het gemiddelde weer van een groot gebied gemeten over dertig jaar.
klimaatgrafiek=Grafiek van een plaats waarin de gemiddelde neerslag in een staafgrafiek en de gemiddelde temperatuur in een lijngrafiek staan afgebeeld.
klimaatsysteem van Köppen=Indeling in klimaatgroepen op basis van gemiddelde temperatuur en neerslag.
lagedrukgebied=In een lagedrukgebied zitten weinig luchtdeeltjes op elkaar. Er drukken maar weinig luchtdeeltjes op de aarde, er is dan sprake van stijgende lucht.
lijzijde=Kant van een gebergte waar de lucht daalt (de droge kant).
loefzijde=Kant van een gebergte waar lucht gedwongen wordt te stijgen (de natte kant).
luchtstreek=Temperatuurzone op aarde die is afgegrensd op basis van een bepaalde gemiddelde temperatuur.
neerslag=Water dat uit de wolken op aarde valt in de vorm van regen, sneeuw of hagel.
poolcirkel=Breedtecirkel op 66,5° ten noorden en ten zuiden van de evenaar waarboven de zon minstens een dag per jaar niet ondergaat.
stijgingsneerslag=Neerslag die ontstaat doordat lucht bij hoge temperaturen opstijgt.
stuwingsneerslag=Neerslag die ontstaat als lucht met veel waterdamp tegen een berghelling opstijgt.
weer=Toestand van de atmosfeer (temperatuur, neerslag, wind en zonneschijn) op een bepaald moment en op een bepaalde plaats.
zeestroom=Beweging van grote hoeveelheden water in de oceanen en zeeën, vooral veroorzaakt door temperatuurverschillen.