Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Vraag Antwoord
  • albedo = Reflectievermogen van het aardoppervlak.
  • circulaire economie (kringloopeconomie) / kringloopeconomie (circulaire economie) = Economie die grondstoffen voortdurend en volledig hergebruikt en die geen afval produceert.
  • draagkracht = Het vermogen van de aarde om duurzaam aan de behoeften van de mens te voldoen, zonder dat dit ten koste gaat van het milieu.
  • ecosysteem = Een gemeenschap van organismen in een gebied, waarbij er een wisselwerking is tussen de organismen onderling en tussen de organismen en de niet-levende natuur (bodem, water en lucht).
  • eutrofiëring = Situatie waarbij er te veel voedingsstoffen in de bodem of het water terechtkomen, waardoor sommige organismen sterk toenemen ten koste van andere organismen.
  • koolstofkringloop = Kringloop die laat zien hoe het element koolstof circuleert tussen allerlei chemische verbindingen in het systeem aarde.
  • lineaire economie = Economie waarin voor nieuwe producten steeds weer nieuwe grondstoffen nodig zijn, die voornamelijk uit de natuur worden gehaald. Producten belanden na gebruik bij het afval.
  • milieu = De omstandigheden waarin organismen leven, zoals de water- en bodemkwaliteit en de concurrentie met andere organismen.
  • milieubeleid = Regels en maatregelen van de overheid die de kwaliteit van de leefomgeving verbeteren.
  • milieuramp = Veel schade aan een ecosysteem doordat er grote hoeveelheden schadelijke stoffen of radioactieve straling in het water, de lucht en/of de bodem terechtkomen.
  • permafrost = Altijd bevroren ondergrond in koude klimaatgebieden.
  • ruimtelijke ordening = Het doelmatig inrichten van de leefomgeving door de overheid met ruimtelijke plannen.
  • systeemdenken = Rekening houden met alle samenhangen tussen de processen die op aarde plaatsvinden.
  • terugkoppeling = Situatie waarbij een proces zichzelf versterkt of verzwakt, doordat sommige gevolgen van het proces zelf weer invloed hebben op hetzelfde proces.
  • uitputting = Achteruitgang van de bodemkwaliteit doordat er te veel voedingsstoffen aan de grond worden onttrokken.
  • versterkt broeikaseffect = Door de toename van broeikasgassen door menselijke activiteiten wordt er meer warmte in de atmosfeer vastgehouden en stijgt wereldwijd de temperatuur.
  • vervuiling = Situatie waarbij er schadelijke stoffen in het milieu terechtkomen.
  • verzilting = Toename van het zoutgehalte van de bodem of van zoet water.
  • verzuring = Verzurende stoffen uit de lucht slaan neer op het aardoppervlak en komen in het water en de bodem terecht.