Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • ago = Geleden
  • army = leger
  • (to) beat = verslaan
  • belong to = horen bij
  • to belong to

    horen bij

  • (to) bring = brengen
  • (to) catch = vangen
  • Nobody else could catch one.

    vangen

  • (to) disobey = ongehoorzaam zijn
  • even though = hoewel
  • excited = opgewonden
  • You don't seem very excited.

    opgewonden

  • (to) find = vinden
  • Go now, don't let them find you!

    vinden

  • (to) forget = vergeten
  • forgotten / (to) forget

    vergeten

  • Germany = Duitsland
  • (to) give = geven
  • give him the phone, frank.

    geven

  • journey = reis
  • a return journey, Mr. Frodo.

    reis

  • kingdom = koninkrijk
  • known = bekend
  • look forward to = uitkijken naar
  • to look forward to

    uitkijken naar

  • Middle Ages = Middeleeuwen
  • peace = vrede
  • (to) pull = trekken
  • (a) quest = zoektocht
  • suddenly = plotseling
  • (to) try = proberen
  • until = tot
  • I'm not going anywhere until you and I settled this.

    Ik ga nergens heen tot jij en ik dit hebben besloten.

  • war = oorlog
  • wounded = gewond
  • It wasn't long before the first men were wounded ...

    Al gauw vielen de eerste gewonde ...

  • agree on = eens worden over
  • to agree on

    eens worden over

  • behind = achter
  • The thin man is standing behind the girl.

    achter

  • (to) celebrate = vieren
  • church = kerk
  • The church is a holy place.

    De kerk is een heilige plaats.

  • country = Land
  • depend on = afhangen van
  • to depend on

    afhangen van

  • eldest = oudste
  • foreigner = buitenlander
  • (to) hit = raken
  • (im)polite = beleefd
  • instead = in plaats van
  • (to) invite = uitnodigen
  • It's so kind of you to invite me into your own home.

    uitnodigen

  • opposite = tegenovergestelde
  • proud = trots
  • (to) send = sturen
  • I'd like to send him back

    sturen

  • sense of humour = gevoel voor humor
  • strange = vreemd
  • strange / crazy

    vreemd

  • tradition = traditie, gewoonte
  • truth = waarheid
  • while = moment
  • (to) book = boeken
  • by = met
  • called = genaamd
  • ferry = veer
  • for a change = voor de verandering
  • (to) go = gaan
  • (the) last = vorig
  • Let's = Laten we
  • (to) see = zien
  • (to) spend = doorbrengen
  • then = toen
  • (to) afford = zich veroorloven
  • department store = warenhuis
  • fair = eerlijk
  • It wouldn't have been fair!

    Het zou niet eerlijk zijn geweest!

  • huge = enorm, reusachtig
  • not ... either = ook niet
  • prayer = gebed
  • sightseeing = bezienswaardigheden bezoeken
  • along = door
  • amazing = geweldig
  • amazing / cool

    geweldig

  • beach = strand
  • long walks on the beach...

    strand

  • breakfast = ontbijt
  • Do you have breakfast in bed?

    ontbijt

  • busy = druk
  • closer to = dichterbij
  • coast = kust
  • corner = hoek
  • Like a detective who'd been watching around the corner...

    hoek

  • currency = valuta, munteenheid
  • different = verschillend
  • each = elke
  • european = Europees
  • excellent = uitstekend
  • for example = bijvoorbeeld
  • furniture = meubels
  • furniture is part antique, part US Army.

    meubels

  • guide = gids
  • in front of = voor
  • he stayed in front of me.

    voor

  • inside = naar binnen
  • (to) join = zich voegen bij
  • lake = meer
  • mountain = berg
  • picture = foto
  • population = bevolking
  • roundabout = rotonde
  • Rounding round the roundabout and back where you began

  • scotland = Schotland
  • straight ahead / straight on = rechtdoor
  • through = door
  • ... as well as through narrow streets.

    ... dan weer door smalle straatjes

  • (to) turn = afslaan
  • village = dorp
  • (to) wear = dragen (wore - worn)
  • (to) change = overstappen
  • daily = dagelijks
  • (to) learn = leren (learnt - learnt)
  • make sure = ervan verzekeren
  • to make sure

    ervan verzekeren made - made

  • opportunity = mogelijkheid
  • river = rivier
  • (to) teach = lesgeven
  • we got to teach him.

    lesgeven

  • view = uitzicht
  • The only good view of the sea is from the west wing.

    uitzicht

  • at the end of = aan het einde van
  • (to) buy = kopen (bought - bought)
  • (to) call = noemen
  • | They call me the Seeker ||

    noemen

  • (to) cross = oversteken
  • nearest = dichtstbijzijnde
  • never = nooit
  • on your right / left = aan de rechterkant / linkerkant
  • please = alstublieft / alsjeblieft
  • question = vraag
  • Excuse me, can I ask a question please?

    vraag

  • second = tweede
  • stranger = vreemde
  • street = straat
  • On every street corner.

    straat

  • (to) take = Nemen
  • I want you to help me take my revenge.

    Nemen

  • (to) tell = vertellen
  • tell him the way things are.

    vertellen

  • traffic light = stoplicht
  • tube / underground = Metro
  • (a) turn = beurt
  • (to) wait = wachten
  • CAPTAIN: Hey, wait a minute!

    wachten