Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • anrufen = opbellen
  • bekommen = krijgen
  • einladen = uitnodigen
  • feiern = vieren
  • ich freue mich auf = ik verheug me op
  • gratulieren = feliciteren
  • machen = doen / maken
  • mitbringen = meebrengen
  • naschen = snoepen
  • riechen = ruiken
  • schenken = cadeau geven
  • schmücken = versieren
  • wünschen = wensen
  • die Einladung = de uitnodiging
  • das Fest / die Feier = het feest
  • der Feiertag = de feestdag
  • der Geburtstag = de verjaardag
  • gute Laune haben = goed gehumeurd zijn
  • der Weihnachtsbaum = de kerstboom
  • die Weihnachtsferien = de kerstvakantie
  • zu Hause = thuis
  • der Heiligabend = kerstavond (avond van 24 december)
  • die Hochzeit = de bruiloft
  • die Überraschung = de verrassing
  • das Geschenk = het cadeau
  • bald = gauw / binnenkort
  • Es ist gemütlich. = Het is gezellig.
  • immer = altijd
  • nie = nooit
  • jedes Jahr = elk jaar
  • oft = vaak
  • weil = omdat
  • zusammen = samen