Taschengeld bekommen Kleidergeld kriegen einen Nebenjob haben
Zeitungen austragen auf Kinder aufpassen ein eigenes Konto haben
reichen Das Geld reicht nicht. Geld ausgeben für
Geld borgen zurück bezahlen mit Geld umgehen können
kaufen kosten stehlen
klauen ungefähr genug
billig teuer der Supermarkt
einkaufen gehen einen Einkaufsbummel machen geöffnet
geschlossen der Laden die Läden
een baantje hebben kleedgeld krijgen zakgeld krijgen
een eigen (betaal)rekening hebben op kinderen passen een krantenwijk hebben
geld uitgeven aan Het geld is niet voldoende. voldoende zijn
met geld kunnen omgaan terug betalen geld lenen
stelen kosten kopen
genoeg ongeveer jatten
de supermarkt duur goedkoop
geopend gaan winkelen boodschappen doen
de winkels de winkel gesloten
das Einkaufszentrum die Drogerie der Fleischer
der Bäcker der Friseur der Gemüseladen
der Blumenladen der Schuhladen das Sportgeschäft
das Kaufhaus das Schaufenster
de slager de drogist het winkelcentrum
de groentewinkel de kapper de bakker
de sportzaak de schoenenwinkel de bloemenwinkel
de etalage het warenhuis