NL
EN
FR
DE
ES
IT
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Duits
TrabiTour
havo-vwo 3e editie
3 hv
Textbuch F, Kapitel 16.A
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren
Print de lijst als
flashcards
Lijst exporteren als tekstbestand
Start kamelenrace
Duits
Nederlands
sich bewerben um
=
solliciteren naar
sich eignen
=
geschikt zijn
entdecken
=
ontdekken
entscheiden
=
beslissen
erfinden
=
uitvinden
(er)fordern
=
(ver)eisen
ergeben
=
opleveren
erweitern
=
uitbreiden / vergroten
gründen
=
stichten / oprichten
handeln
=
handelen
herstellen
=
produceren / maken / fabriceren
sich lohnen
=
de moeite waard zijn
erfolgreich
=
succesvol
großartig
=
geweldig / grandioos
hervorragend
=
uitstekend
in diesem Betrieb
=
in dit bedrijf
im Büro
=
op kantoor
mit diesem Produkt
=
met dit product
viel Geld verdienen
=
veel geld verdienen
ein Geschäft eröffnen
=
een zaak openen
der Betrieb
=
het bedrijf
die Betriebe
=
de bedrijven
das Büro
=
het kantoor
die Eigenschaft
=
de eigenschap
die Eigenschaften
=
de eigenschappen
die Entdeckung
=
de ontdekking
die Entdeckungen
=
de ontdekkingen
die Entscheidung
=
de beslissing
die Entscheidungen
=
de beslissingen
die Erfindung
=
de uitvinding
die Erfindungen
=
de uitvindingen
der Erfolg
=
het succes
die Erfolge
=
de successen
die Firma
=
de firma
die Firmen
=
de firma's
die Forderung
=
de eis
die Forderungen
=
de eisen
der Gewinn
=
de winst
die Gewinne
=
de winsten
die Gründung
=
de oprichting / de stichting
der Hersteller
=
de producent / de fabrikant
die Herstellung
=
de productie / de fabricage
die Marke
=
het merk
die Marken
=
de merken
das Praktikum
=
de stage
das Produkt
=
het product
die Produkte
=
de producten
die Steuer
=
de belasting
der Verlust
=
het verlies
die Verluste
=
de verliezen