Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • der Ski = de ski
  • die Skier = de ski's
  • Ski fahren = skiën
  • die Piste = de piste
  • der Skifahrer = de skiër
  • der Skihelm = de skihelm
  • die Skibrille = de skibril
  • die Skihose = de skibroek
  • die Skijacke = het ski-jack
  • die Mütze = de muts
  • der Handschuh = de handschoen
  • die Handschuhe = de handschoenen
  • der Skipass = de skipas
  • das Skigebiet = het skigebied
  • das Snowboard = het snowboard
  • der Schlittschuh = de schaats
  • die Schlittschuhe = de schaatsen
  • das Eis = het ijs
  • leicht = gemakkelijk
  • schwer = moeilijk