Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

Acties

  • Engels Nederlands
  • (to) bother = lastig vallen
  • contest = prijsvraag
  • (to) include = omvatten
  • included = inbegrepen
  • (to) pay attention = opletten
  • sunglasses = zonnebril

  • She has pink hair and big sunglasses.

    zonnebril

  • What's going on? = Wat is er aan de hand?
  • (to) borrow = lenen

  • (to) lend / (to) borrow

    lenen

  • (to) invite = uitnodigen

  • It's so kind of you to invite me into your own home.

    uitnodigen

  • necklace = halsketting
  • available = verkrijgbaar
  • cucumber = komkommer
  • daily = dagelijks
  • fish and chips = vis met patat
  • flavour = smaak

  • Vanilla is my favourite flavour

    Vanille is mijn favoriete smaak

  • napkin = servet
  • salmon = zalm
  • (to) serve = serveren

  • ... serve ...

    ... serveren ...

  • a Coke = een glas cola
  • drinks = drankjes
  • main course = hoofdgerecht
  • something = iets, wat
  • starter = voorgerecht
  • Would you like... ? = Zou je willen... ?
  • (to) admit = toegeven
  • anyway = in ieder geval, toch
  • (to) argue = ruzie maken
  • blanket = deken

  • he hides under a blanket with his eyes shut

    deken

  • (to) disappoint = teleurstellen
  • forehead = voorhoofd
  • (to) go out = uitgaan
  • have a crush on = verliefd zijn op

  • to have a crush on

    verliefd zijn op

  • (to) imagine = zich voorstellen
  • mate = maatje
  • (to) Push = duwen
  • (to) ring = opbellen
  • sore = zere
  • take a look around = om je heen kijken

  • to take a look around

    om je heen kijken

  • tell jokes = grapjes maken

  • to tell jokes

    grapjes maken

  • (to) understand = begrijpen

  • Even I can't understand their logic at times.

    begrijpen

  • at the moment = nu
  • right now = nu, op dit moment
  • (to) study = leren
  • theatre = theater

  • Romeo and Juliet is perfromed in the theatre.

    Romeo en Julia wordt opgevoerd in het theater.

  • tonight = vanavond
  • brush = borstel
  • fastest = snelste
  • height = hoogte

  • altitude / height

    hoogte

  • passenger = passagier

  • tiger in your passenger seat?

    passagier

  • roller coaster = achtbaan
  • (to) scream = gillen
  • tallest = hoogste
  • upside down = ondersteboven
  • (to) hate = een hekel hebben aan
  • in my opinion = naar mijn mening
  • a ride = een attractie