Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • Guten Tag! = Goedendag!
  • Auf Wiedersehen! = Tot ziens!
  • Wie bitte? = Wat zeg je / zegt u?
  • Wie geht es? = Hoe gaat het?
  • Danke. = Dank je / u wel.
  • Bitte! = Alsjeblieft! / Alstublieft!
  • Tschüs = Tot ziens! / Dag!
  • Entschuldigung! = Pardon!
  • ja = ja
  • nein = nee
  • bei uns = bij ons
  • heißen / ich heiße = heten / ik heet
  • wohnen / ich wohne = wonen / ik woon
  • kommen / ich komme = komen / ik kom
  • gehen / ich gehe = gaan / lopen / ik ga / loop
  • fahren / ich fahre = rijden / gaan / ik rijd / ga
  • sprechen / ich spreche = spreken / ik spreek
  • anrufen / ich rufe ... an = opbellen / ik bel ... op
  • schicken / ich schicke = sturen / ik stuur
  • buchstabieren / ich buchstabiere = spellen / ik spel
  • der Name = de naam
  • der Vorname = de voornaam
  • der Nachname / der Familienname = de achternaam
  • das Mädchen = het meisje
  • der Junge = de jongen
  • der Freund = de vriend
  • die Freundin = de vriendin
  • die Freunde = de vrienden
  • die Straße = de straat
  • Herr Müller = meneer / de heer Müller
  • Frau Schmidt = mevrouw Schmidt