NL
EN
FR
DE
ES
IT
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Duits
TrabiTour
vwo 3e editie
1 vwo
Textbuch B, Kapitel 6.B
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren
Print de lijst als
flashcards
Lijst exporteren als tekstbestand
Start kamelenrace
Duits
Nederlands
gefällt mir (nicht)
=
vind ik (niet) leuk
Die Bluse ist zu weit.
=
De blouse is te wijd.
Die Hose ist zu eng.
=
De broek is te strak.
Die Jacke ist zu lang.
=
De jas is te lang.
Das Kleid ist zu groß.
=
De jurk is te groot.
Der Rock ist zu kurz.
=
De rok is te kort.
Das T-Shirt ist zu klein.
=
Het T-shirt is te klein.
ein Paar neue Schuhe
=
een paar nieuwe schoenen
eine Kette aus Gold
=
een ketting van goud
im Angebot
=
in de aanbieding
20 Prozent Rabatt
=
20 procent korting
bar bezahlen
=
contant betalen
mit der Karte bezahlen
=
pinnen
anprobieren
=
passen (vóór aankoop)
passen
=
passen (goed zitten)
verhandeln
=
onderhandelen
eine Nummer größer
=
een maatje groter
vorige Woche
=
vorige week
vorigen Monat
=
vorige maand
voriges Jahr
=
vorig jaar
beige
=
beige
blau
=
blauw
braun
=
bruin
gelb
=
geel
grau
=
grijs
grün
=
groen
orange
=
oranje
rosa
=
roze
rot
=
rood
schwarz
=
zwart
violett
=
Paars
weiß
=
wit
die Größe
=
de (kleding)maat
der Handschuh
=
de handschoen
die Handschuhe
=
de handschoenen
die Kasse
=
de kassa
der Kassenzettel
=
de kassabon
der Kunde
=
de klant (man)
die Kunden
=
de klanten (mannen)
die Kundin
=
de klant (vrouw)
die Kundinnen
=
de klanten (vrouwen)
das Loch
=
het gat
die Löcher
=
de gaten
die Marke
=
het merk
die Marken
=
de merken
die Mehrwertsteuer (MwSt.)
=
de BTW
das Portemonnaie
=
de portemonnee
der Pulli
=
de trui
die Pullis
=
de truien
das Schaufenster
=
de etalage
die Schaufenster
=
de etalages
das Schnäppchen
=
het koopje
die Socke
=
de sok
die Socken
=
de sokken
die Tüte
=
de plastic tas
die Tüten
=
de plastic tassen
die Umkleidekabine
=
het pashokje
die Umkleidekabinen
=
de pashokjes
der Verkäufer
=
de verkoper
die Verkäufer
=
de verkopers
die Verkäuferin
=
de verkoopster
die Verkäuferinnen
=
de verkoopsters