aufgeregt der Ausgleich erledigen
das Flakgeschütz die Grube die Nachbarschaft
der Putz die Schlampe der Stacheldraht
verfügen über vergeblich zappeln
abbaubar angegliedert Das Meer
neuerdings die Schilderung schmücken
skurril unweigerlich das Vermächtnis
vermitteln der Vers verwischt
abschalten angleichen das Aufsehen
blinzeln entfernen das Ferkel
mangeln ein Podest der Spender
een einde maken aan / afhandelen / afronden de vereffening / de compensatie opgewonden / geagiteerd
de buurt de kuil het luchtdoelgeschut
het prikkeldraad de slons de pleisterlaag / het stucwerk
spartelen tevergeefs beschikken over / de beschikking hebben over
de zee gekoppeld / verbonden afbreekbaar
opsieren de beschrijving sinds kort / de laatste tijd
de nalatenschap / de erfenis onvermijdelijk potsierlijk / lachwekkend
vervaagd de dichtregel / het couplet tot stand brengen / bemiddelen / regelen
het opzien / de sensatie gelijkmaken uitschakelen
het varkentje verwijderen knipperen
de donor de verhoging / een platform / een klein podium ontbreken
überwinden verschmähen der Veterinär
zeugen der Aufschrei das Dasein
das Ersatzteil das Fließband gelingen

hinhauen / gelingen

das Knochenmark kürzlich leeren
nachempfinden verfielfältigen das Vorhaben
wanken warnen das Wettrennen
der Abbau das Anliegen einsetzen
die Fürsorge hinhauen

hinhauen / gelingen

leer ausgehen
letztendlich die Rente das Treffen
verschärfen vorweisen zerschlissen
benachbart diffamieren einheitlich
de dierenarts versmaden overwinnen
het bestaan de kreet verwekken
lukken

lukken

de lopende band het reserveonderdeel
leegmaken onlangs / kort geleden het beenmerg
het plan / het voornemen vermenigvuldigen / voortplanten meevoelen
de wedloop waarschuwen wankelen
beginnen het verlangen / het belang de vermindering / de verkleining
niets krijgen lukken

lukken

de sociale zorg
de ontmoeting het pensioen uiteindelijk / tenslotte
versleten laten zien / tonen aanscherpen
uniform / gelijk in een kwaad daglicht stellen / belasteren naburig
das Erbgut die Fassade gescholten
jüngst das Nadelöhr schlau
unterstellen die Verwandtschaft die Vielfalt
bisweilen eigenwillig jeweils
mitunter notwendig die Versuchsperson
der Zahn die Zange aufsässig
beschönigen Einheimische die Habgier
harmlos der Kahn schäbig
eine Sternstunde die Strecke ungeheuer
bekritiseerd de buitenkant / de schijn / de voorgevel het erfgoed
slim het oog van een naald pas geleden / laatst
de diversiteit / de variatie de familie aannemen / veronderstellen
telkens eigenzinnig soms
de proefpersoon noodzakelijk af en toe / soms
opstandig de tang De tand
de hebzucht inboorlingen vergoelijken / goedpraten
armzalig / kaal het bootje onschuldig
enorm / ontzaglijk de afstand een groots moment