Engels : Nederlands
Can you give me some [advice]? = Kun je wat [advies] geven?
jewellery = sieraden, juwelen
list = lijstje
shoe department = schoenenafdeling
shopping = winkelen
centre = midden
Look at those [earrings]. = oorbellen
escalator = roltrap
first floor = eerste verdieping
fitting room = paskamer
lift = lift
music department = muziekafdeling
sports department = sportafdeling
store guide = winkelinformatie
abroad = (in het) buitenland
(to) add = toevoegen
(to) Collect = afhalen
delivery = bezorging, levering
diary = agenda
fault = fout
order = bestelling
receipt = ontvangstbewijs
(to) return = terugbrengen
He wore a smart [shirt] and tie to the job interview. = overhemd
Girls have to wear a [skirt] at school. = rok
stationery = kantoor- en schrijfbenodigdheden
Emma is wearing black [trousers]. = broek
tall / [large] = groot
medium = voertaal
The Rattrays. They're gonna drain him and [sell] his blood. = verkopen
What [size] are you? = Welke [maat] heb jij?
I live in a [small] flat. = klein
(to) fit / [(to) try on] = De broek zit goed.
customer service = klantenservice
form = formulier
on offer = speciale aanbieding
(to) solve = oplossen
voucher = tegoedbon
cheaper = goedkoper
(to) trade for / [(to) exchange] = pinnen
[(to) fit] / (to) try on = De broek zit goed.
guarantee = garantie
hairdryer = haardroger
refund = terugbetaling
Can you persuade my [owner], the lady of the farm? = Kun je mijn [eigenaar], de dame van de boerderij  overtuigen?
seldom = zelden
single = vrijgezel
stained = met vlekken
clearance = opruiming
we have a special [discount]. 100 francs. = korting
for sale = te koop
lowest = laagste