das Abitur	die ausbildung	die Ausnahme
erfinden	feiern	froh
gefallen	die Geschwister	die Hauptschule
die Schauspielerin	das Alter	ausreichen
fast	fordern	der Forscher
das Gehirn	das Gemüse	der Krieg
nachlassen	nachweisen	die Nahrung
oder	ständig	die Sucht
wachsen	der Alltag	aufregend
bequem	der Durchschnitt	die Kartoffel

de uitzondering	de opleiding	het eindexamen vwo
blij	feesten	uitvinden
het vmbo	de broers en zussen / de broers of zussen	bevallen
voldoende zijn	de leeftijd	de actrice
de onderzoeker	eisen	bijna
de oorlog	de groente	de hersenen
het voedsel	aantonen	minder worden
de verslaving	voortdurend	of
opwindend	het leven van alledag	groeien
de aardappel	het gemiddelde	comfortabel

die Klamotten	der Koch	der Schuh
sondern doch / sondern	zuständig	die Anforderung
die Aushilfe	die Bedingung	damals / als
fehlen	führen	gründen
die Heimat	der Kunde	schließlich
der Senf	sogar	die Stelle
verwenden	zukünftig	brauchen
die Entscheidung	ernst	etwa
geil	die Prüfung	ohne
sich schminken	wählen	das Zeugnis

de schoen	de kok	de kleren
de eis	verantwoordelijk	maar maar
toen	de voorwaarde	de invaller
oprichten	leiden	ontbreken
tenslotte	de klant	het geboorteland
de baan	zelfs	de mosterd
nodig hebben	in de toekomst	gebruiken
bijvoorbeeld	serieus	de beslissing
zonder	de toets	gaaf
het rapport	kiezen	zich opmaken

bedeuten	bilden	bundesweit
damit	etwas	gar
heute	die Kohle	das Loch
der Müll	nie	obwohl
pflegen	der Wandel	die Wirtschaft
aber doch / aber	der Absatz	aufmerksam machen
besonders	bestärken	doch doch / aber
die Erklärung	gerade	häufig
leicht	schließen	die Schlussfolgerung
statt	wie

in heel Duitsland	vormen	betekenen
helemaal	iets	zodat
het gat	de poen	vandaag
hoewel	nooit	het afval
de economie	de verandering	verzorgen
wijzen op	de alinea	maar maar
maar maar	bevestigen	vooral
vaak	juist	de verklaring
de conclusie	concluderen	gemakkelijk
	zoals	in plaats van