Duits : Nederlands
das Formular = het formulier
erreichen = bereiken
der Fehler = de fout
Nachname = achternaam
Vorname = voornaam
Land = Land
Telefonnummer = telefoonnummer
Geburtsdatum = geboortedatum
Straße = straat
Postleitzahl = postcode
Ort = plaats
Handynummer = mobiel nummer
Sprachen = talen
das Passwort = het wachtwoord
der Benutzername = de gebruikersnaam
die Staatsangehörigkeit = de nationaliteit
das Geschlecht = het geslacht
männlich = mannelijk
weiblich = vrouwelijk
das Alter = de leeftijd
der Beruf = het beroep
Beruf des Vaters = beroep van vader
Vornamen und Alter der Geschwister = voornamen en leeftijd broers/zussen
In welche Schule gehts du? = op welke school zit je?
In welche Klasse gehts du? = In welke klas zit je?
Was sind deine Hobbys? = Wat zijn je hobby's?
der Mechaniker = de monteur
der Kraftfahrer = de automobilist
Die Krankenschwester = de verpleegkundige
die Hauptschule = het vmbo
die Realschule = de havo
die Berufsschule = het mbo
die Reservierung = de reservering
die Reisezeit = de reistijd
die Reisenden = de reizigers
die Anzahl = het aantal
die Unterkunft = de accomodatie
der Erwachsene = de volwassene
bis 18 Jahre = tot 18 jaar
der Pkw (Personenkraftwagen) = de auto
das Motorrad = de motor
der Wohnmobil = de camper
das Zelt = de tent
die Bestätigung = de bevestiging
die Anrede = de aanhef
die Firma = het bedrijf
die Beschreibung = de beschrijving
die Anfrage = de aanvraag
einen Katalog schicken = een brochure sturen
Sehr geehrte Damen und Herren, = Geachte dames en heren,
Ich danke Ihnen im Voraus. = Alvast bedankt.
Mit freundlichen Grüßen = Met vriendelijke groet,
das Anfrageformular = het aanvraagformulier
Guten Tag / wie kann ich Ihnen helfen? = Goedendag / hoe kan ik u helpen?
Guten Tag / ich suche Eva de Vries. Ich möchte gern einen Termin mit ihr machen. = Goedendag / ik ben op zoek naar Eva de Vries. Ik wil graag een afspraak met haar maken.
Was Sagen Sie? Ich verstehe Sie nicht. = Wat zegt u? Ik versta u niet.
Ich möchte gern einen Termin machen mit ... = Ik wil graag een afspraak maken met ...
Sie ist im Moment nicht anwesend. Ich notiere Ihren Namen und Telefonnummer / dann ruft sie Sie zurück. = Zij is op het moment niet aanwezig. Ik noteer uw naam en telefoonnummer / dan belt ze u terug.
Das ist gut. = Dat is goed.
Wie war doch gleich Ihr Name? = Hoe was uw naam ook alweer?
Mein Name ist Christoph Valentijn. = Mijn naam is Christoph Valentijn.
Würden Sie Ihren Namen buchstabieren / bitte? = Kunt u uw naam spellen / alstublieft?
Ja / das ist V-A-L-E-N-T-I-J-N. = Ja / dat is V-A-L-E-N-T-I-J-N.
Danke. Und wie ist Ihre Telefonnummer? = Dank u wel. En wat is uw telefoonnummer?
Meine Telefonnummer ist 0703448766. = Mijn telefoonnummer is 0703448766.
Ja / meine Telefonnummer ist 0703448766. = Ja / mijn telefoonnummer is 0703448766.
Danke. Eva ruft Sie so schnell wie möglich zurück. = Dank u wel. Eva belt u zo snel mogelijk terug
Danke sehr / auf Wiedersehen. = Dank u wel / dag.
Auf Wiedersehen und einen schönen Tag. = Dag / een fijne dag verder.
die Notiz = de notitie
der Anrufer = de beller
die Nachricht = het bericht
zurückrufen = terugbellen
der Rückruf = het telefoontje terug
der Anruf = het telefoontje
der Termin = de afspraak (zakelijk)
Würden Sie Ihre Telefonnummer wiederholen / bitte? = Wilt u uw telefoonnummer herhalen / alstublieft?
Könnten Sie die Postleitzahl wiederholen / bitte? = Kunt u de postcode herhalen / alstublieft?
Wie war doch gleich Ihr Name? = Hoe was uw naam ook alweer?
Wie bitte? Ich verstehe Sie nicht! = Wat zegt u? Ik versta u niet!
Könnten Sie etwas langsamer sprechen / bitte? = Zou u iets langzamer kunnen spreken / alstublieft?
Würden Sie Ihren Namen bitte buchstabieren? = Zou u uw naam kunnen spellen / alstublieft?
Könnten Sie Ihre Adresse buchstabieren? = Kunt u uw adres spellen?
Wie soll ich das denn machen? = Hoe moet ik dat dan doen?
Wie spät ist es denn? = Hoe laat is het eigenlijk?
Wie geht es Ihnen / Frau Müller? = Hoe gaat het met u / mevrouw Müller?