Duits : Nederlands das Schild = het bord Vorsicht! / [Achtung!] = [Pas op!] die Baustelle = de bouwplaats die Einfahrt = de inrit die Ausfahrt = de uitrit der Schutz = de bescherming der Helm = de helm verbieten = verbieden betreten = betreden die Lebensgefahr = het levensgevaar der Zutritt = de toegang [Vorsicht!] / Achtung! = [Pas op!] die Absturzgefahr = het valgevaar die Dacharbeiten = de dakwerkzaamheden der Aufenthalt = het verblijf der Gefahrenbereich = de gevarenzone die Gasleitung = de gasleiding die Flamme = de vlam offen = open vermeiden = vermijden das Hochspannungskabel = de hoogspanningskabel die Anlage = het systeem streng = streng der Aufzug = de lift der Brandfall = in het geval van brand benutzen = gebruiken die Werbung = de reclame kostenlos = gratis die Zeitung = de krant öffnen = openen das Gehäuse = de behuizing der Netzstecker = de netstekker ziehen = trekken der Kinderspielplatz = de kinderspeelplaats das Gerät = het apparaat nur = alleen bis zu 14 Jahren = tot veertien jaar dürfen = mogen die Dunkelheit = het donker der Platz = de plaats niemand = niemand aufhalten = verblijven die Etern = de ouders haften = aansprakelijk zijn das Nummernschild = het nummerbord der Hintergrund = de achtergrond die Schrift = het schrift das Kennzeichen = het kenteken der Buchstabe = de letter die Ziffer = het cijfer die Abkürzung = de afkorting die Gemeinde = de gemeente zulassen = toelaten jeweilig = desbetreffend die Kombination = de combinatie der Wohnsitz = de woonplaats das Wetter = Het weer die Hauptstadt = de hoofdstad schwitzen = zweten die Grenze = de grens überschreiten = overschrijden heiß = heet allerdings = weliswaar später = later die Hitze = de hitte erneut = opnieuw das Gewitter = het onweer entladen = ontladen bereits = reeds nahezu = vrijwel erreichen = bereiken nach Angaben = naar vermelding / volgens de gegevens die Höchsttemperatur = de maximumtemperatuur erwarten = verwachten trocken = droog ankündigen = aankondigen der Meteorologe = de meteoroloog zunehmend = toenemend die Gefahr = het gevaar teils = deels kräftige Schauer = stevige / flinke buien der Hagel = de hagel die gesamte Region = de gehele regio nähern = naderen die Kaltfront = het koufront ebenfalls = tevens der Verlauf = het verloop der Himmel = de hemel sommerlich = zomers durchziehen = voorbijtrekken das Wolkenfeld = het wolkenveld einzeln = enkel heiter = helder der Abschnitt = het gedeelte mäßig = matig die Auswirkung = de uitwerking / het effect verbrauchen = verbruiken der Verbrauch = het verbruik deutlich = duidelijk durchschnittlich = gemiddeld der Betrieb = het bedrijf rechnen = rekenen der Absatz = de afzet / verkoop die Schätzung = de schatting der Kubikmeter = de kubieke meter dennoch = echter abgeben = afgeven die Gelben Seiten = de Gouden Gids der Zahnarzt = de tandarts der Maler = de schilder der Heizungs- und Lüftungsbau = de verwarmings- en ventilatieinstallatie die Autovermietung = de autoverhuur der Umzug = de verhuizing die Immobilien = het onroerend goed die Apotheke = de apotheek der Schlüsseldienst = de sleutelservice die Autoreparatur = de autoreparatie das Hotel = het hotel die Gaststätte / das Restaurant = het restaurant die Physiotherapie = de fysiotherapie