Duits : Nederlands
Kontakt haben mit / Kontakte pflegen mit / Kontakte pflegen zu = contacten onderhouden met
die Kunst = de kunst
die Geschichte = de geschiedenis
das Theater = het theater / het toneel
die Vorstellung = de voorstelling
die Ausstellung = de tentoonstelling
das Konzert = het concert
Wir freuen uns auf Ihren Besuch. = Wij verheugen ons op uw bezoek.
Tipps geben = tips geven
empfehlen = aanbevelen
die Empfehlung = de aanbeveling
Wo liegen Ihre Interessen? = Waar ligt uw interesse?
Geben Sie mir bitte Bescheid. Lassen Sie es mich bitte wissen. = Laat u het me alstublieft weten.
das historische Museum / das Geschichtsmuseum = het historisch museum / het geschiedkundig museum
einkaufen gehen = gaan winkelen
den Hafen besuchen = de haven bezoeken
Ich habe für Sie einige Tipps aufgeschrieben / die ich Ihnen hiermit schicke. = Ik heb enkele tips voor u opgeschreven / die ik u hierbij stuur.
der Auszubildende / der Azubi = de mannelijke trainee / de mannelijke leerling
die Auszubildende / die Azubi = de vrouwelijke trainee / de vrouwelijke leerling
der Austausch = de uitwisseling
der zukünftige Beruf = het toekomstige beroep
die Schulzeitung = de schoolkrant
die A4-Seite = de A4-pagina
bestverkauft = meestverkocht
die Spielkonsole = de spelconsole
den Platz einnehmen = de plaats innemen / de plek innemen
der Absatz = de afzet
übertreffen = overtreffen
bislang / bisher = tot nu toe
überzeugt sein von = overtuigd zijn van
die Zielgruppe erweitern = de doelgroep uitbreiden
die Erweiterung = de uitbreiding
die Fertigstellung = de voltooiing
downloadbar = downloadbaar
bereitstellen = ter beschikking stellen
die Tastatur = het toetsenbord
Demnach soll es möglich sein … = Het zou dus mogelijk moeten zijn …
mühsam = moeizaam
ins Haus stehen = op til staan / ophanden zijn
zur Klarstellung = hier: ter verduidelijking
vorab / im Voraus = van tevoren
die Zusammenfassung = de samenvatting
zusammenfassen = samenvatten
überzeugen von = overtuigen van
die Breitbandkommunikation = de breedbandcommunicatie
vorliegen / vorhanden sein = voorhanden zijn
insbesondere / vor allem = in het bijzonder / met name / vooral
wählen zwischen = kiezen tussen
der Rundfunk = de omroep
die Vielfalt = de verscheidenheid
weit verbreitet / weitverbreitet = hier: op veel plaatsen aanwezig
eine preiswerte Möglichkeit bieten = een voordelige mogelijkheid bieden
gelangen / kommen = terechtkomen / komen
das Kabelnetz = het kabelnetwerk
das Netz ausbauen = het netwerk uitbreiden
mittlerweile / unterdessen = intussen / ondertussen
dünn besiedelt / dünnbesiedelt = dunbevolkt
der Zugang zum Internet / der Internetzugang = de internettoegang
überwiegend = overwegend
die Reichweite = de reikwijdte
das Glasfaserkabel = de glasvezelkabel
die schnelle Übertragung = de snelle overdracht
blitzschnell = razendsnel
Der Text behandelt … = De tekst behandelt …
raffiniert = geraffineerd
Käuferpsychologie betreiben = hier: consumentenpsychologie handig gebruiken
positiv darstellen = een positief beeld schetsen
der Wassersport = de watersport
das Abenteuer = het avontuur
tauchen = duiken
das Schnuppertauchen = een snuffelcursus duiken
das Highlight / der Höhepunkt = de highlight / het hoogtepunt
windsurfen = windsurfen
das Segel = het zeil
wunderschön = prachtig
entspannt / entspannend = ontspannen / ontspannend
das Erlebnis = de beleving / de ervaring
abseilen = abseilen
sich stärken = hier: een hapje eten
das flache Wasser = het ondiepe water
flach = plat / vlak / ondiep
die Ausrüstung = de uitrusting / de benodigdheden
die Lieblingssportart / die Lieblings-Sportart = de favoriete sport / de lievelingssport
die Heimreise / die Rückreise = de terugreis
der Landstrich = de streek
die Halbinsel = het schiereiland
bewaldet = bebost
der Ortsteil = ongeveer: de deelgemeente
die Düne = het duin
der Sumpf = het moeras
das Moor = het veen
die Heide = de hei / de heide
die Wiese = het weiland
siedlungsfrei / unbesiedelt / unbebaut = onbewoond / onbebouwd