Engels : Nederlands I used to play at the [attic]. = ik speelde vroeger altijd op [zolder]. At an [auction], people can bid on items. = Op een [veiling] kunnen mensen op voorwerpen bieden. (to) bid = bieden cashier = cassière certain = zeker charity = goed doel competition = concurrentie department store = warenhuis (to) donate = doneren Look at those [earrings]. = oorbellen empty-handed = met lege handen fierce = heftig generous = vrijgevig (to) grab = grijpen jewellery = juwelen When she used to talk about Mr. Kane, did she ever [mention] Rosebud? = noemen Can you persuade my [owner], the lady of the farm? = Kun je mijn [eigenaar], de dame van de boerderij overtuigen? He made a 200 euro [profit] when he sold his scooter. = Hij maakte 200 euro [winst] toen hij zijn scooter verkocht. value = waarde