Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • escalator = roltrap
  • (to) interview = interviewen
  • job = beroep
  • line = lijndienst
  • platform = perron
  • Which platform does the train leave from?

    perron

  • public transport = openbaar vervoer
  • take care = goed op jezelf passen
  • to take care

    goed op jezelf passen

  • alley = steeg
  • on foot = te voet
  • pedestrian = voetganger
  • (to) repeat = herhalen
  • skating rink = ijsbaan
  • (to) understand = begrijpen
  • Even I can't understand their logic at times.

    begrijpen

  • busy = druk
  • coach = touringcar
  • We travelled in a coach to the museum.

    touringcar

  • desert = woestijn
  • (to) discover = ontdekken
  • (to) enjoy = genieten van
  • enjoy this place while you can.

    genieten van

  • flight = vlucht
  • interesting = interessant
  • In London, there is always something interesting for people to see or do.

    interessant

  • island = eiland
  • journey = reis
  • a return journey, Mr. Frodo.

    reis

  • traveller = reiziger
  • return ticket = retourtje
  • single ticket = enkeltje
  • zoo = dierentuin
  • We visit the zoo twice a year.

    We bezoeken de dierentuin twee keer per jaar.

  • cab = taxi
  • carriage = wagon
  • (to) cheer = juichen
  • crazy about = gek op
  • (a) design = vormgeving
  • entrance = ingang
  • at the north entrance.

    ingang

  • exactly = precies
  • fashion show = modeshow
  • fashion store = modezaak
  • information desk = informatiebalie
  • made of = gemaakt van
  • Move on! = Schiet op!
  • place = plek
  • (a) ride = rit
  • (a) seat = zitplaats
  • take a photo = een foto maken
  • to take a photo

    een foto maken

  • train staff = treinpersoneel
  • (a) walk = wandeling
  • (to) wish = wensen
  • I wish I could say the same about you, baby.

    wensen

  • (to) check in = inchecken
  • ferry = veerboot
  • the ferry doesn't wait.

    veerboot

  • in ten minutes = over tien minuten
  • (to) leave = vertrekken
  • (to) take off / (to) leave

    vertrekken