Engels : Nederlands
alternative = alternatief
as a matter of fact = eigenlijk, in werkelijkheid
bachelor = vrijgezel
certainly = zeker
chatterbox = kletskous
(to) compete = concurreren
(to) convince = overtuigen
He is [desperate] to win. = Hij is [wanhopig] om te winnen.
disaster = ramp
Our climate is changing, so we have to think about the [environment]. = Het klimaat is aan het veranderen, dus we moeten aan het [milieu] denken.
gorgeous = prachtig
mutual = wederzijds
on the contrary = integendeel
personality = persoonlijkheid
regardless = ongeacht
solid / [reliable] = betrouwbaar
relief = opluchting
self-assured = zelfverzekerd
worthwhile = de moeite waard
access = toegang
authorities = gezaghebbers
con artist = oplichter
confidence = vertrouwen
deception = bedrog
(to) emigrate = emigreren, verhuizen naar een ander land
fraud = fraude
ignorance = onwetendheid
inspiration = inspiratie
instinctively = instinctief
convincing / [persuasive] = overtuigend
shady-looking = verdacht uitziend(e)
snappy = hip(pe), elegant(e)
(to) blush = blozen
(to) come across = overkomen, indruk maken
charming = charmant
confession = bekentenis, biecht
(to) describe = beschrijven
dish = gerecht
exotic = exotisch(e)
fearless = onbevreesd(e)
fierce = fel, stoer
rather = tamelijk
(to) seem = lijken
siblings = broers en zussen
You saw a man in a suit with a [slim] build. = slank
unapproachable = ongenaakbaar, ontoegankelijk
unreliable = onbetrouwbaar
according to = volgens
(to) burp / [(to) belch] = boeren
belongings = bezittingen
[(to) burp] / (to) belch = boeren
customs = gebruiken
(to) exchange = uitwisselen
expression = uitdrukking
compulsory / [obligated] = verplicht
so I called this meeting to take a vote [to cancel] the race. = afzeggen
casual = terloops
She kissed her daughter on the [cheek] when she went to school. = wang
command = bevel
definitely = zeker, jazeker
delay = vertraging
designer = ontwerper
for a while = even(tjes)
impression = indruk
Let me [introduce] you = voorstellen
on the right track = op het juiste spoor
promising = veelbelovend
(to) remind of = herinneren aan
(to) throw a party = een feest geven
(al)though = hoewel
appropriate = geschikt
[compulsory] / obligated = verplicht
disguise = vermomming
(to) evaluate = evalueren
hospitality = gastvrijheid
(to) interact with = omgaan met
(to) measure = meten
phony = nep(pe)
(to) provide = leveren
whether = of
permitted / [allowed] = toegestaan
(to) boss around = rondcommanderen
bossy = bazig
(to) gossip = roddelen
(to) insult = beledigen
pushy = opdringerig
reasonable = redelijk(e)
unfair = oneerlijk
view = blik, mening
Appearances are deceptive. = Schijn bedriegt.
Cold hands, warm heart. = Ruwe bolster, blanke pit.
Beauty is in the eye of the beholder. = Over smaak valt niet te twisten.
You can't [judge] a book by its cover. = Je kunt iemand niet op zijn uiterlijk [beoordelen].