Engels : Nederlands
(to) Hurt / [(to) ache] = zeer doen
allergy = allergie
branch = tak
(to) check out = uitzoeken
consciousness = bewustzijn
development = ontwikkeling
researching / [(to) examine] = onderzoeken
growth = groei
hazard = gevaar
insurance = verzekering
mental = geestelijk
nutrition = voedsel
physical = lichamelijk
prescription = recept
sore = pijnlijk, zeer
urgently = dringend
His father had an [accident] at work. = ongeluk
(to) assume = aannemen
(to) commit = plegen
concussion = hersenschudding
confused = in de war
(a) delay = vertraging
(to) doubt = twijfelen
driveway = oprit
emergency = noodgeval
[(to) expect] / (to) anticipate = verwachten
(to) hesitate = aarzelen
obviously = duidelijk
pressure = druk
(to) require = nodig hebben
(to) rush = zich haasten
(to) stress = benadrukken
(to) arrive = aankomen
a [bruise] = blauwe plek
broken = gebroken
(a) burn = brandwond
(a) cold = verkoudheid
corridor = gang
(the) doctor's = dokterspraktijk
fever = koorts
(to) happen = gebeuren
glue = lijm
[hurt] / injured = gewond
[(to) Hurt] / (to) ache = zeer doen
pile-up = botsing
rash = huiduitslag
spots = puistjes
sweets = snoepgoed
daytime = dag
dehydration = uitdroging
faraway = verafgelegen
health hazard = gevaar voor de gezondheid
nausea = misselijkheid
(to) prevent = voorkomen
remote = afgelegen
symptom = symptoom, teken
urban = stedelijk
adorable = schattig
anxious = bezorgd
...led by three women, [apparently]. = ...[blijkbaar] onder leiding van drie vrouwen.
at ease = op zijn gemak
(to) blush = blozen
(the) buzz = gezoem
concerns = bezorgdheid
(to) confiscate = in beslag nemen
conservation = behoud
frequency = golflengte
height = lengte
indigenous = inheems
miserable = beroerd
mosquito = mug
outgoing = hartelijk, vlot
to [refer to] = doorverwijzen naar
revision = studeren
shy = verlegen
self-conscious = niet op zijn gemak
(to) tease = plagen
trick question = strikvraag
(to) fit / [(to) try on] = De broek zit goed.
unclear = onduidelijk
volunteer = vrijwilliger
wildlife = wilde dieren
[achievement] / performance = prestatie
belonging = erbij horen
concrete = betonnen
disability = handicap
fondly = liefhebbend
frame = looprek
porch = veranda
gloomy = mistroostig
goal = doel
General Practitioner = huisarts
(to) groom = verzorgen
improvement = herstel
motion = beweging
operation = operatie
paralysed = verlamd
recovery = genezing
(to) replace = vervangen
[stubborn] / obstinate = koppig
wheelchair = rolstoel
(to) wiggle = bewegen
(to) focus = zich richten op
first aid = eerste hulp
to [gain weight] = aankomen, dikker worden
hearing aid = gehoorapparaat
memory = geheugen
(to) operate = opereren
sick = misselijk
tablet = pil