Duits : Nederlands duzen / sich duzen = "\"jij\" zeggen / tutoyeren" siezen / sich siezen = "\"u\" zeggen / vousvoyeren" sich kennen lernen /jdn kennen lernen = elkaar leren kennen / iemand leren kennen anrufen = bellen / opbellen sich verwählen = een fout telefoonnummer kiezen benutzen = gebruiken heißen = heten unterrichten = les geven auffallen = opvallen stattfinden = plaatsvinden buchstabieren = spellen (jdn) vorstellen = (iemand) voorstellen fragen = vragen suchen = zoeken