NL
EN
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Duits
Academia Press
Ich hätte eine Frage
A2B1 - 1e editie
IHF Lektion 2 - Substantive
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren
Print de lijst als
flashcards
Lijst exporteren als tekstbestand
Start kamelenrace
Duits
Nederlands
das Angebot
=
het aanbod
die Abteilung
=
de afdeling
der Arbeiter
=
de werknemer (man)
die Arbeiterin
=
de werknemer (vrouw)
das Sortiment
=
het assortiment
der Arbeitsplatz
=
de baan / de job / de werkplek
die Firma
=
de firma
der Betrieb
=
het bedrijf
der Geschäftsführer
=
de zaakvoerder (man)
die Geschäftsführerin
=
de zaakvoerder (vrouw)
die Dose
=
het blik (voedsel)
das Ausland
=
het buitenland
der Konzern
=
het concern
der Inhaber
=
de eigenaar
die Inhaberin
=
de eigenares
die Fabrik / das Werk
=
de fabriek
das Werk
=
de werkplaats / het atelier / de fabriek
die Familie
=
het gezin
die Zweigstelle / die Filiale / die Filiale / die Zweigstelle
=
het filiaal
die Herkunft
=
de herkomst / de afkomst
der Sitz
=
de vestiging
mit Sitz in Bonn
=
gevestigd in Bonn
die Handelskette
=
de handelsketen
der Kunde
=
de klant (man)
die Kundin
=
de klant (vrouw)
der Koch
=
de kok
die Köchin
=
de kokkin
die Qualität
=
de kwaliteit
das Alter
=
de leeftijd
der Leiter
=
de leider
die Leiterin
=
de leidster
der Mitarbeiter
=
de medewerker
die Mitarbeiterin
=
de medewerkster
der Mechaniker
=
de mechanieker
der Umsatz
=
de omzet
das Produkt
=
het product
der Sekretär
=
de secretaris
der Imbiss
=
snack / snackbar
der Praktikant
=
de stagiair (man)
die Praktikantin
=
de stagiair (vrouw)
der Erfolg
=
het succes
der Supermarkt
=
de supermarkt
der Vertreter
=
de vertegenwoordiger (man)
die Vertreterin
=
de vertegenwoordiger (vrouw)
der Laden
=
de winkel
der Wohnort
=
de woonplaats / de woonplek
das Geschäft
=
de zaak / de winkel