außer außer mir dass
wie lange? jedenfalls wenn
kaputt müde in
super klasse! langweilig
wann welch wer
wen wer ist da? wen hast du gesehen?
wenn das stimmt, … in zwei Tagen wann kommt er?
wem mit wem sprichst du? weiterhin
woher wohin
dat (voegwoord) behalve mij behalve
indien / als / wanneer (voorwaarde) in elk geval hoelang?
over (tijd) / binnen (tijd) moe kapot
saai / vervelend top! Uitstekend! super
wie (Nominativ) welk wanneer (tijd)
wie heb je gezien? wie is daar? wie (Akkusativ)
wanner komt hij? over twee dagen indien dat klopt, …
zoals vroeger / zoals voorheen met wie spreek jij? wie (Dativ)
waarheen?/ waar naartoe? waar…vandaan?