Engels : Nederlands executive = leidinggevende (to) expire = verlopen, verstrijken fault = schuld guarantee = garantie manager = bedrijfsleider, chef money's worth = waar voor je geld to [put aside] = opzij zetten / leggen l'd better sign in and get a [receipt]. = kassabon (a) refund = terugbetaling stock = voorraad Nice [sweater]. = trui