Duits : Nederlands in der Nähe von = in de buurt van schwer verletzt = zwaargewond das Opfer = het slachtoffer der Augenzeuge = de ooggetuige vorhaben = van plan zijn das Unwetter = het noodweer der Hubschrauber = de helikopter zögern = aarzelen zwingen = dwingen nach Angaben = volgens informatie die Verhandlungen = de onderhandelingen bestätigen = bevestigen erklären = verklaren der Sauerstoff = de zuurstof außergewöhnlich = buitengewoon häufig = vaak beliebt = populair / geliefd zunächst = allereerst das Reiseziel = de reisbestemming / het reisdoel die Ferien = de vakantie in Urlaub fahren = op vakantie gaan der Stau = de file das Ausland = het buitenland der Geschmack = de smaak die Leistung = de prestatie überflüssig = overbodig