Duits : Nederlands
die Nachrichten = het nieuws
voraussichtlich = waarschijnlijk
das Turnier = het toernooi
der Abschluss = het slot
der Gegner = de tegenstander
die Chance = de kans
das Spiel / der Wettbewerb / das Rennen = de wedstrijd
die Verletzung = de blessure / de verwonding
umschalten = overschakelen
erlaubt = toegestaan
der Angriff = de aanval
geschlagen = verslagen
der Rückstand = de achterstand
entscheidend = beslissend
ungeheuer = ontzaglijk
die Parade = de redding
das Tor = het doel
der Kreis = de cirkel
stattfinden = plaatsvinden
das erste Mal = de eerste keer
schaffen / gelingen = lukken
weltweit = wereldwijd
beinahe = bijna
der Sportler = de sporter
werfen = gooien
der Weltmeister = de wereldkampioen
versuchen = proberen
segeln = zeilen
es gab = er waren
insgesamt = in totaal
überholen = inhalen