Duits : Nederlands früh = vroeg die Stunde = het uur sperren = opsluiten das Kaninchen = het konijn der Käfig = de kooi der Pullover / der Pulli = de trui anziehen = aantrekken der Auftritt = het optreden das Kleid = de jurk ein bisschen = een beetje versuchen = proberen die Größe = de maat anprobieren = passen die Umkleidekabine = het pashokje komisch = vreemd das Angebot = de aanbieding das Gebäude = het gebouw wichtig = belangrijk der Urlaub = de vakantie beliebt = populair nerven = op de zenuwen werken langweilig = saai die Weltmeisterin = de wereldkampioene die Schweiz = Zwitserland schmutzig = vies das Einzelzimmer = de eenpersoonskamer die Jugendherberge = de jeugdherberg die Nudeln = de pasta das Lieblingsgetränk = de favoriete drank der Unterricht = de les das Gedächtnis = het geheugen sich merken = onthouden / merken