Duits : Nederlands
gemütlich = gezellig
die Sammlung = de verzameling
die Schallplatte = de grammofoonplaat / de elpee / de lp
der Fahrplan = de dienstregeling
der Zug = de trein
der Bahnsteig = het perron
die Viertelstunde = het kwartier
das Frühstück = het ontbijt
das Gleis = het spoor
einfahren = aankomen
der Anschluss = de aansluiting
der Kaffee = de koffie
der Zucker = de suiker
die Milch = de melk
gespannt = nieuwsgierig / benieuwd
demnächst = binnenkort
gründen = oprichten
Erwachsene = volwassenen
schwänzen / Schule schwänzen = spijbelen
süchtig = verslaafd
außerdem = bovendien
der Comic = het stripverhaal
die Klassenfahrt = de excursie
entscheiden = beslissen
speichern = opslaan
die Art und Weise = de manier
schützen / beschützen = beschermen
das Gehirn = de hersenen
die Erlaubnis = de toestemming
vor zwei Wochen = twee weken geleden
erleben = beleven
die Leute = de mensen
das Abenteuer = het avontuur
der Zeitungsartikel = het krantenartikel