Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • sperren = opsluiten
  • der Käfig = de kooi
  • die Käfige = de kooien
  • das Kaninchen = het konijn
  • genannt = genoemd
  • der Pulli = de trui
  • die Pullis = de truien
  • sauteuer = peperduur
  • der Auftritt = het optreden
  • der Gemüseladen = de groentewinkel
  • furchtbar = vreselijk
  • die Größe = de maat
  • anprobieren = passen
  • die Umkleidekabine = het pashokje
  • anziehen = aantrekken
  • versuchen = proberen
  • die Hose = de broek
  • die Bluse = de bloes
  • der Stiefel = de laars
  • das Angebot = de aanbieding
  • das Ausland = het buitenland
  • die Ferien = de vakantie
  • Kontakte knüpfen = vrienden maken
  • das Praktikum = de stage
  • die Noten = de cijfers
  • zwar = weliswaar
  • nerven = op de zenuwen werken
  • trotzdem = toch / desondanks
  • bereits = al
  • die Ablenkung = de afleiding
  • unterstützen = ondersteunen
  • Waren einräumen = vakken vullen
  • die Einnahmen = de opbrengst
  • etwas erledigen = iets doen / uitvoeren
  • Hast du schenen Herien gehabt? = Heb je een mooie vakantie gehad?
  • Wo bist du gewesen? = Waar ben je geweest?
  • Reist du lach Frankreich? = Reis je naar Frankrijk?
  • Er wird noch verrükt! = Hij wordt noch gek!
  • Es war so schön! = Het was zo mooi!
  • Wann wirst du ihn wiedersehen? = Wanneer zul je hem weer zien?