Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • nett = aardig
  • erklären = uitleggen
  • schlimm = erg
  • zeigen = laten zien
  • die Innenstadt = de binnenstad
  • gleich = hetzelfde
  • fliehen = vluchten
  • geflohen = gevlucht
  • der Palast = het paleis
  • gemütlich = gezellig
  • stattfinden = plaatsvinden
  • ehemalig = voormalig
  • müde = moe
  • das Wissen = de kennis
  • die Ausbildung = de opleiding
  • der Hausflur = de gang
  • verheiratet = getrouwd
  • sauer = boos
  • verabreden = afspreken
  • im Durchschnitt = gemiddeld
  • sich beschäftigen mit = zich bezighouden met
  • entfernt = verwijderd
  • nerven = op de zenuwen werken
  • Jura studieren = rechten studeren
  • die Illustrierte = het tijdschrift / het magazine
  • zusammenziehen = samenwonen
  • sich beteiligen = deelnemen aan
  • austauschen = uitwisselen
  • stundenlang = urenlang
  • scheitern = mislukken
  • die Beziehung = de relatie
  • plaudern = babbelen