Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • anfangs = in het begin
  • denn = want
  • genau = precies
  • gibt es = zijn er
  • hinter = achter
  • mögen = aardig vinden
  • der Monat = de maand
  • reden = praten
  • wichtig = belangrijk
  • zeigen = laten zien
  • bekommen = krijgen
  • durchschnittlich = gemiddeld
  • einfach = gemakkelijk
  • manchmal = soms
  • meistens = meestal
  • mindestens = minstens
  • schlimm = erg
  • die Schweiz = Zwitserland
  • vorher = van tevoren
  • das Zeugnis = het rapport
  • bisher = tot nu toe
  • deswegen = daarom
  • dürfen = mogen
  • etwa = ongeveer
  • gemeinsam = samen
  • hereinkommen = naar binnen komen
  • statt = in plaats van
  • der Stundenplan = het lesrooster
  • unbedingt = beslist
  • die Wand = de muur
  • der Ärger = de ruzie
  • ausreichen = voldoende zijn
  • erst = pas
  • die Langeweile = de verveling
  • der Nachbar = de buurman
  • nächste = volgende
  • die Note = het cijfer
  • erklären = uitleggen
  • ständig = voortdurend