Duits : Nederlands
die Ausnahme = de uitzondering
billig = goedkoop
der Eintritt = de entree
der Erwachsene = de volwassene
hellwach = klaarwakker
die Klamotten = de kleren
manche = sommige
nerven = irriteren
sparsam = zuinig
das Taschengeld = het zakgeld
ausschließlich = uitsluitend
auswendig = uit het hoofd
der Fehler = de fout
der Friseur = de kapper
klauen = jatten
rechnen = rekenen
die Sachen = de spullen
ständig = voortdurend
die Tüte = de zak
sich überlegen = erover nadenken
ärgerlich = vervelend
bedeuten = betekenen
beliebt = populair
die Lust = de zin
das Mitglied = het lid
meckern = mopperen
sofort = meteen
trotzdem = toch
versuchen = proberen
verwenden = gebruiken
die Dose = het blikje
das Geschäft / der Laden = de winkel
der Knoblauch = de knoflook
die Packung = het pak
die Schüssel = de kom
der Würfel = het blokje
würzen = kruiden
die Zwiebel = de ui