Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • arbeiten = werken
  • erzählen = vertellen
  • fahren = rijden
  • das Handy = het mobieltje
  • jetzt = nu
  • mögen = houden van
  • spät = laat
  • toll = leuk
  • der Hund = de hond
  • die Leute = de mensen
  • Na klar! = Natuurlijk!
  • der Name = naam
  • nett = aardig
  • schade = jammer
  • schön = mooi
  • zufrieden = tevreden
  • besuchen = bezoeken
  • die Hauptschule = het vmbo
  • Die Lehrerin = de lerares
  • die Note = het cijfer
  • die Realschule = de havo
  • der Schüler = de leerling
  • überall = Overal
  • viel = veel
  • wenig = weinig
  • aber = maar
  • bekommen = krijgen
  • das Buch = het boek
  • die Hausaufgaben = het huiswerk
  • das Lieblingsfach = het lievelingsvak
  • oft = vaak
  • der Unterricht = de les
  • wichtig = belangrijk