Duits : Nederlands
beeindruckend = indrukwekkend
der Fluss = de rivier
die Geschwindigkeit = de snelheid
großartig = geweldig
klappen = lukken
die Leidenschaft = de passie
schaffen = voor elkaar krijgen
die Sicherheit = de veiligheid
der Stock = de etage
zeigen = laten zien
das Einzelzimmer = de eenpersoonskamer
erhalten = verkrijgen
der Job = de baan
die Lage = de ligging
preiswert = goedkoop
der See = het meer
die Sehenswürdigkeit = de bezienswaardigheid
der Sprachkurs = de talencursus
die Unterkunft = de accommodatie
die Wiese = het grasveld
außerhalb = buiten
die Entfernung = de afstand
die Fahrt = de rit / de reis
der Fehler = de fout
genau = precies
gleichzeitig = tegelijkertijd
die Insel = het eiland
jemals = ooit
das Verkehrsmittel = het vervoermiddel
das Gepäck = de bagage
das Krankenhaus = het ziekenhuis
der Kunde = de klant
sperren = afsluiten
der Stau = de file
der Unfall = het ongeluk
die Verspätung = de vertraging
das Verständnis = het begrip
während = tijdens
ziemlich = tamelijk