Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • anprobieren = passen
  • der Ausgang = de uitgang
  • billig = goedkoop
  • das Geschenk = het cadeau
  • hässlich = lelijk
  • das Kaufhaus = het warenhuis
  • schön = mooi
  • teuer = duur
  • anziehen = aantrekken
  • ausgeben = uitgeven
  • aussehen = eruitzien
  • die Kleidung = de kleren
  • die Leute = de mensen
  • der Schüler = de leerling
  • wichtig = belangrijk
  • die Zeitschrift = het tijdschrift
  • brauchen = nodig hebben
  • der Monat = de maand
  • die Musik = de muziek
  • der Schmuck = de sieraden
  • der Spaß = het plezier
  • das Taschengeld = het zakgeld
  • warten = wachten
  • wollen = willen
  • das Angebot = de aanbieding
  • bunt = veelkleurig
  • die Farbe = de kleur
  • gehen = gaan
  • kurz = kort
  • der Ohrring = de oorbel
  • die Sachen = de spullen
  • zahlen = betalen