Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • bis = tot
  • brauchen = nodig hebben
  • fertig = klaar
  • der Kühlschrank = de koelkast
  • das Salz = het zout
  • das Schweinefleisch = het varkensvlees
  • der Teller = het bord
  • der Topf = de pan
  • die Dose = het blikje
  • dürfen = mogen
  • es gibt = er is / er zijn
  • das Getränk = het drankje
  • riesig = reusachtig
  • sogar = zelfs
  • süß = zoet
  • der Zucker = de suiker
  • gefährlich = gevaarlijk
  • die Jugendlichen = de jongeren
  • das Mal = de keer
  • pro = per
  • schädlich = schadelijk
  • die Schmerzen = de pijn
  • die Tablette = de tablet
  • zu = te
  • sich fühlen / fühlen = zich voelen / voelen
  • furchtbar = vreselijk
  • die Krankheit = de ziekte
  • die Lösung = de oplossing
  • das Rezept = het recept
  • wehtun = pijn doen
  • der Zahn = de tand
  • die Zahnspange = de beugel