Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • arbeiten = werken
  • bekommen = krijgen
  • dauern = duren
  • einfach = gemakkelijk
  • heute = vandaag
  • der Job = de baan
  • der Kurs = de cursus
  • zwischen = tussen
  • beliebt = populair
  • gegen = tegen
  • die Grundschule = de basisschool
  • die Note = het cijfer
  • der Schüler = de leerling
  • traurig = verdrietig
  • weil = omdat
  • wichtig = belangrijk
  • das Ausland = het buitenland
  • der Austausch = de uitwisseling
  • bedeuten = betekenen
  • sich freuen auf = zich verheugen op
  • herzlich = hartelijk
  • sich kennenlernen = elkaar leren kennen
  • schwer = moeilijk
  • die Sprache = de taal
  • die Ausbildung = de opleiding
  • ausfüllen = invullen
  • der Beruf = het beroep
  • Bescheid sagen = laten weten
  • die Bewerbung = de sollicitatie
  • die Messe = de beurs
  • das Praktikum = de stage
  • suchen = zoeken