Duits : Nederlands
die Brieftasche = de portefeuille
der Bürgersteig = de stoep / het trottoir
eklig = smerig
die Erholung = de ontspanning
gemeinsam = samen
die Gemütlichkeit = de gezelligheid
der Hintergrund = de achtergrond
das Kaufhaus = het warenhuis
der Laden = de winkel
sich beeilen = zich haasten
außen = buiten
außer = behalve
bequem = comfortabel
die Chance = de kans
das Doppelbett = het tweepersoonsbed
empfangen = ontvangen
geeignet = geschikt
das Gelände = het terrein
der Ort = plek
sich leisten = zich veroorloven
bislang = tot nu toe
denn = want
erwachsen = volwassen
faul = lui
der Körper = het lichaam
passieren = gebeuren
reichen = voldoende zijn
verrückt = gek
verstehen = begrijpen
weltweit = in de hele wereld
anfangen = beginnen
arbeiten = werken
aufpassen = opletten
der Bedarf = de behoefte
der Erfolg = het succes
häufig = vaak
manchmal = soms
Das Meer = de zee
sondern = maar
unterschiedlich = verschillend