Duits : Nederlands
aufgeregt = opgewonden
der Ausflug = het uitstapje
beachten = letten op
begeistert = enthousiast
bunt = kleurrijk / bont
jedoch = echter
die Schmerzen = de pijn
weh tun = pijn doen
weich = zacht
eine Weile = een poosje
die Ausnahme = de uitzondering
darüber hinaus = bovendien
die Ernährung = de voeding
mittlerweile = inmiddels
selten = zelden
sofort = meteen
die Süßigkeiten = het snoep
tatsächlich = inderdaad
der Unterschied = het verschil
ziemlich = tamelijk
achten auf = opletten
anprobieren = passen
die Armbanduhr = het horloge
beliebt = populair
bereits = al
erhältlich = verkrijgbaar
erreichen = bereiken
gestalten = vormgeven
die Größe = de maat
wählen = kiezen
die Beschwerde = de klacht
die Frist = de termijn
immerhin = desondanks
kleben = plakken
reduzieren = afprijzen
reißen = scheuren
der Termin = de afspraak
umtauschen = ruilen / omruilen
die Werbung = de reclame
zunächst = eerst