Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • already = al
  • clue = tip
  • enough = genoeg
  • not ... anymore = niet ... meer
  • presenter = presentator
  • (to) quit = ontslag nemen
  • (to) spot = ontdekken
  • suddenly = plotseling
  • as ... as = net zo ... als
  • Look Like = lijken op
  • to Look Like

    lijken op

  • salesman = verkoper
  • The salesman went from door to door.

    De verkoper ging van deur tot deur.

  • than = dan
  • bulletin board = prikbord
  • environment = milieu
  • Our climate is changing, so we have to think about the environment.

    Het klimaat is aan het veranderen, dus we moeten aan het milieu denken.

  • (to) exchange = pinnen
  • (to) trade for / (to) exchange

    pinnen

  • fair = eerlijk
  • It wouldn't have been fair!

    Het zou niet eerlijk zijn geweest!

  • for example = bijvoorbeeld
  • goods = goederen
  • had to = moesten
  • home-baked = zelfgebakken
  • in return = als ruil
  • jewellery = sieraden
  • (to) keep in mind = onthouden
  • lawn = grasveld
  • (to) mention = noemen
  • When she used to talk about Mr. Kane, did she ever mention Rosebud?

    noemen

  • (to) mow = maaien
  • note = briefje
  • (to) offer = bieden
  • (to) offer / bid

    bieden

  • (to) save = besparen
  • second-hand = tweedehands
  • A second-hand car is usually cheaper than a new one.

    Een tweedehands auto is vaak goedkoper dan een nieuwe.

  • service = dienst
  • toaster = broodrooster
  • The sandwich toaster is for toasting sandwiches.

    broodrooster

  • (to) trade = handelen
  • trade = handel
  • (to) trade for = pinnen
  • (to) trade for / (to) exchange

    pinnen

  • (to) enjoy = genieten van
  • enjoy this place while you can.

    genieten van

  • have fun = lol hebben
  • to have fun

    lol hebben

  • art = kunst
  • banknote = bankbiljet
  • A banknote is a piece of paper money.

    Een bankbiljet is een stukje papiergeld.

  • strange = vreemd
  • strange / crazy

    vreemd

  • (to) wonder = zich afvragen
  • anything else = iets anders
  • at your service = tot uw dienst
  • Do It Yourself store = bouwmarkt
  • floor tiles = vloertegels
  • paint = verf
  • (to) redecorate = opknappen
  • talk = gesprek
  • bar = reep
  • broke = blut
  • company = bedrijf
  • My father and uncle run a software company.

    Mijn vader en oom runnen een software bedrijf.

  • (to) cost = kosten
  • costs / (to) cost

    kosten

  • enormous = heel groot
  • price = prijs
  • The price of tickets has increased from £100 to £120.

  • by the time = tegen de tijd
  • costs = kosten
  • costs / (to) cost

    kosten

  • (to) compare = vergelijken
  • There are useful websites to compare different products.

    Er zijn handige websites om verschillende producten te vergelijken.

  • (to) decide = besluiten
  • interest = rente
  • shopping list = boodschappenlijstje
  • (to) spend = uitgeven
  • twice = twee keer
  • worth = waard
  • My uncle's villa is worth two million pounds.

    De villa van mijn oom is twee miljoen pond waard.

  • business letter = zakelijke brief
  • (to) cook = koken
  • deal with = omgaan met
  • to deal with

    omgaan met

  • fast = snel
  • Where you going so fast?

    snel