Duits : Nederlands Angst haben = bang zijn benutzen = gebruiken das Dorf = het dorp draußen = buiten entfernt = vandaan, verwijderd sich erholen = (zich) ontspannen der Flughafen = het vliegveld der Lärm = het lawaai, de herrie nie = nooit die öffentlichen Verkehrsmittel = het openbaar vervoer