Duits : Nederlands
sich anstrengen = zich inspannen
daheim = thuis
durchschnittlich = gemiddeld
eng = nauw
der Erfolg = succes
die Erziehung = de opvoeding
der Grund = de reden
die Leidenschaft = de passie
locker = relaxed
der Schauspieler = de acteur
tatsächlich = inderdaad
die Umfrage = de enquête
die Umwelt = het milieu
der Vertreter = de vertegenwoordiger
wählen = kiezen