Duits : Nederlands
jemanden begrüßen = iemand begroeten
Guten Morgen = Goedemorgen
Guten Tag = goedemiddag
Guten Abend = Goedenavond
Wie geht es dir? = Hoe gaat het met jou?
Wie geht es Ihnen = Hoe gaat het met u?
Danke! = Bedankt!
Bitte! = Alstublieft!
Mir geht's gut. = Met mij gaat het goed.
gut = goed
sehr gut = heel goed
Wir sehen uns. = We zien elkaar weer.
Auf Wiedersehen = Dag
Tschüß = Doei
Länder und Sprachen = landen en talen
die Niederlande / niederländisch = Nederland / Nederlands
die Türkei / türkisch = Turkije / Turks
die USA / amerikanisch = VS / Amerikaans
die Schweiz / schweizerisch = Zwitserland / Zwitsers
Österreich / österreichisch = Oostenrijk / Oostenrijks
Deutschland / deutsch = Duitsland / Duits
Frankreich / französisch = Frankrijk / Frans
Belgien / belgisch = België / Belgisch
Russland / russisch = Rusland / Russisch
Schweden / schwedisch = Zweden / Zweeds
Ungarn / ungarisch = Hongarije / Hongaars
Englisch / englisch / England / englisch = Engeland / Engels
China / chinesisch = China / Chinees
Tschechien / tschechisch = Tsjechië / Tsjechisch
Finnland / finnisch = Finland / Fins
Japan / japanisch = Japan / Japans
Griechenland / griechisch = Griekenland / Grieks
das Land = het land
die Sprache = de taal
sprechen = spreken
man spricht = men spreekt
Zahlen = getallen
null = nul
eins = een
zwei = twee
drei = drie
vier = vier
fünf = vijf
sechs = zes
sieben = zeven
acht = acht
neun = negen
zehn = tien
elf = elf
zwölf = twaalf
dreizehn = dertien
vierzehn = veertien
fünfzehn = vijftien
sechzehn = zestien
siebzehn = zeventien
achtzehn = achttien
neunzehn = negentien